Gedicht

Lelieblank

Ze zet haar zonnebril op
waardoor zij vlekkeloos kijkt.
De witte schaduwen op haar gelaat
wist ze met vlakgom uit.

Ze waadt door ezelinnenmelk
en laaft haar innerlijk schoon.
Tooit zich met een mantel van
effenheid; voor de nacht op rozen.

Haar vonkende, smetteloos
naakte tors is nog lang
niet uitgegloeid.

Ze strekt haar gemarmerde
armen vol verlangen uit.
En bevoelt haar blanke huid.